Meisje of jongen?

Die vraag krijg je dan ineens steeds hè? Of je al weet wat het wordt. En zo niet, wat je denkt dat het wordt. En, soms...

Die vraag krijg je dan ineens steeds hè? Of je al weet wat het wordt.
En zo niet, wat je denkt dat het wordt. En, soms heel onbescheiden,
wat je wilt dat het wordt. (Ik voel me altijd een beetje ongemakkelijk
bij het horen van die laatste vraag; vind hem eigenlijk not done – zeker als je een weblog bijhoudt en het kindje in kwestie later op het wereld wijde web terug kan lezen of papa en mama liever een kindje van het andere geslacht hadden gehad. Wat natuurlijk niet zo is. Want het maakt niet uit, niet echt tenminste, zo zullen ook wij zeggen.)

Maar goed, een jongen of een meisje dus. We weten het nog niet, dus
ik kan me ook nog niet verspreken. Wel kan ik gokken. Zeggen wat ik denk. Ik denk een meisje. Waarom weet ik niet. Iedereen -echt iedereen!- om me heen denkt dat het een jongetje wordt. Pier ook. Waarom ze dat denken? Doordat mijn buik zo naar voren staat misschien? Of gewoon omdat we al een meisje hebben en we dan kansberekeningtechnisch nu meer kans op een jongen zouden hebben? Wat natuurlijk onzin is, want de kans blijft fifty-fifty. Hoewel, ook dat is niet helemaal waar, want statistisch gezien worden er nét iets meer jongetjes geboren; namelijk 51 jongetjes tegenover 49 meisjes. Dus is de kans op een jongetje nét iets groter.

Toch heb ik het gevoel dat we een meisje krijgen. Veel hoeft dat niet
te zeggen, want ook (aanstaande) moeders zitten er vaak naast.
Maar weet je wat nou zo bizar is? We kennen zóveel mensen met kinderen, maar maar één stel van al die mensen heeft twee meiden.
De rest heeft állemaal twee jongens, een jongen en een meisje of twee jongens en een meisje. En oké, er zijn er een aantal die één kindje hebben, en sommigen daarvan net als wij een meisje, maar van iedereen die méér kinderen heeft heeft er maar één stel twee meiden. En dat vind ik vreemd. Dan zou je toch bijna denken dat het om de boel weer een beetje recht te trekken wel weer eens tijd wordt voor nóg zo’n meidenkoppel? Oké, verre van logisch, dat geef ik toe, maar toch.

Een meisje lijkt ons leuk. Daar hebben we allebei net iets meer mee. Misschien omdat we Bo al hebben, en het leuk is voor haar, maar misschien ook omdat we allebei tussen de meiden zijn opgegroeid. Vanaf ons elfde hadden zowel Pier als ik geen man in huis. Geen vader die je dagelijks een typisch mannelijke kijk op het leven toonde. Geen broers met kwajongensstreken. Misschien is het net als wanneer je opgegroeid bent met katten; dan snap je honden nooit helemaal, of je blijft er stiekem altijd een beetje bang voor. (Niet dat ik nou zo bang ben voor mannen hoor, ha ha).

Mensen zijn altijd verbaasd als Pier zegt een meisje wel leuk te vinden. Mannen ‘horen’ een jongetje te willen lijkt het wel. Om mee te voetballen, te vissen of dwaas te dollen. Maar dat is onzin natuurlijk.
Niet elke man wil een zoon en niet elke vrouw wil een dochter.
Gelukkig maar. Ik ken genoeg echte ‘stoere jongens-moeders’.

Stiekem vind ik net als Pier een meisje echter wel ook weer heel leuk. Ben ik bang dat jongetjes niet zo knuffelig zijn. En, om eerlijk te zijn,
ik vind ze vaak zo’n lawáái maken, zeker als ze met meer jongetjes zijn, op straat of op het schoolplein. Dat ruige geduw en getrek. Dat geschreeuw.
Nou ken ik gelukkig heel wat uitzonderingen, stuk voor stuk schatten
van jongetjes, echte lieverdjes, met wel degelijk een zeer hoog knuffelgehalte, maar vaak zijn jongetjes toch wel anders. Wilder.
En dan dat speelgoed dat er voor jongetjes op de markt is. Van die ‘vechtfiguren’ en zo. Verschrikkelijk. Maar goed, misschien groei je daarin. (Dat zeggen ze altijd hè? Je groeit erin.) Koop je het uiteindelijk toch omdat je je kind er nou eenmaal blij mee maakt.

Over kopen gesproken… Als we het in deze tijden van financiële crisis over kostenbesparingen hebben dan lijkt een meisje in eerste instantie een stuk goedkoper. Omdat we al ‘meisjesspullen’ hebben: roze dingen, van ontbijtbordje tot parasol, en vooral meisjeskleren natuurlijk. Er hoeft minder aangeschaft te worden. Wel zo goedkoop, wel zo makkelijk. Maar ja, dat is korte-termijn-denken. En laten we eerlijk zijn, nieuwe dingetjes kopen is stiekem toch wel leuker. Als we een jongetje krijgen, dan mag dat. Sterker nog, deels moet het, want maillootjes met hartjes en spijkerbroekjes met bloemetjes… Tja. Alleen is het voor jongetjes vaak een stuk lastiger dan voor meisjes. Voor meisjes is er gewoon veel meer leuks. Dat vind ik tenminste. En ik hoor het ook vaak. Laatst nog van een vreemde in de Hema: ‘Had ik maar een nichtje gekregen,’ verzuchtte ze, ‘voor meisjes zijn er veel leukere kleertjes.’

Maar… ergens ben ik ook wel heel nieuwsgierig naar een jongetje. Hoe een jongetje van ons zou worden, hoe die zou ‘uitpakken’ zeg maar. Hoe een jongetje van Pier en mij eruit zal zien, wat voor jongetje het zal zijn. Dat is dan nóg spannender dan een meisje. Een nog grotere verrassing zeg maar. Des te meer een uitdaging! Alles nog nieuw. Een en al ontdekking, niet alleen voor het jongetje, maar ook voor ons. Nou is elk kind weer helemaal ‘nieuw’ natuurlijk, en ook meisjes kunnen qua karakter en uiterlijk gigantisch van elkaar verschillen, maar een jongetje is toch weer heel anders. En misschien moeten wij wel iets leren van jongetjes. Is er een hoger plan, een les in wat wij nog moeten leren in het leven misschien zelfs. Ja, nu ga ik heel ver, maar zo denk ik er wel eens over. Dat de dingen een bedoeling hebben. Dat er een jongetje zal komen om ons iets te leren. En dat is stiekem toch ook wel weer heel leuk!

Het kan ook nog anders. Als je kijkt naar wat er verder wenselijk is in de wereld. Hoe andere culturen over jongetjes of meisjes denken en wat hun rol in de maatschappij of het gezin zou ‘moeten’ zijn. Waar soms kinderen vermoord worden als ze niet het gewenste geslacht hebben (namelijk een jongetje) of als men zich zorgen maakt over de bruidschat die betaald moet worden. Dat soort dingen. Andere koek dus.
Ook kun je denken aan het instant houden van de familienaam. Die van Pier. Als de naam Bish overgeleverd moet worden, móet er een jongetje geboren worden. Aan de andere kant: ‘Bij een jongetje zou ik flink balen als het net als ik risiscosporten gaat doen,’ merkt Pier op. De dood, dwarslaesies, hij heeft het met deltavliegen allemaal om zich heen zien gebeuren. (Maar ja, ook meisjes kiezen er wel eens voor).
Of je kunt denken aan de toekomst, aan het verder uitbouwen of instandhouden van wat Pier op zakelijk gebied heeft klaargespeeld. Dan moet er bij tijd en wijle flink geklust worden. (Maar goed, dat kunnen vrouwen ook).

Mijn gevoel zegt nog steeds dat het een meisje wordt. Tegen wat iedereen beweert in. Maar wat het ook wordt: het is goed. We zijn zo benieuwd!
Over een week weten we het… (en dan kan het grote geheimhouden weer beginnen… ai ai ai, wat vond ik dat vorige keer moeilijk zeg!).

Wist je trouwens dat de vader het geslacht bepaalt? De zaadcel doet dat. Een eicel bevat alleen maar een X-chromosoon (meisjes-chromosoon), maar een zaadzel daarentegen bevat een X-chromosoom (meisjes-chromosoom) óf een Y-chromosoom (jongetjes-chromosoom). Bij de bevruchting versmelten de eicel en de zaadcel en dat leidt dan tot óf XX óf XY. XX is een meisje, en XY een jongetje.

Wat denk jij? XX of XY?

Laatste nieuws