Astrid Holleeder duikt onder door dodenlijst broer

In een nieuw interview met Libelle klapt Astrid Holleeder uit de school over onder andere de Heineken-ontvoering en de g...

In een nieuw interview met Libelle klapt Astrid Holleeder uit de school over onder andere de Heineken-ontvoering en de grote impact daarvan op hun familieleden én over haar broer Willem, die hen dertig jaar lang terroriseerde, afperste en bedreigde. Astrid moest verhuizen en zwerft nu rond omdat ze op de dodenlijst van haar broer Willem Holleeder staat, maar ze probeert toch het beste te maken van haar nieuwe leven.

Ondergronds

“Ik ben ondergronds gegaan”, vertelt ze. ”Van dat ondergrondse hol probeer ik het beste te maken, met een plantje hier en een stoeltje daar. Maar mijn leven is natuurlijk heel erg veranderd. Ik zwerf van huis naar huis zodat ik moeilijk te traceren ben. Op verschillende plekken in de stad heb ik een auto staan, zodat niemand weet waar ik op zal duiken.” Ook vertelt ze dat ze haar werk niet meer doet. “Ik ben gestopt met werken als strafrechtadvocaat, wat ik 20 jaar met veel plezier heb gedaan. Ook ben ik gestopt met basketballen, wat ik al van kinds af aan deed. Ik heb opeens last van allerlei kwalen, darmontstekingen en zo, omdat ik niet meer beweeg. Ik kan niet zomaar een avond in een restaurant gaan eten.”

“Mijn kleinkinderen kan ik niet van school halen”, vervolgt ze. “Dat kan ik die andere moeders toch niet aandoen? In hun plaats zou ik ook zeggen: ga jij eens een stukkie verderop staan.”

Terugblikken

Holleeder blikt daarnaast ook terug op de aanslagen op Cor van Hout, een van de ontvoerders van Freddy Heineken en zijn chauffeur Ab Doderer op 9 november 1983. “Ik heb natuurlijk sinds 1996 de 1e, de 2e, de 3e aanslag op Cor meegemaakt”, zegt Holleeder hierover. “Met de auto, met de fiets, met de motor. Ik weet hoe het werkt. Je bent zo weg.”

“Met Wim voerde ik gesprekken over het moment dat je de schutter aan ziet komen. Dat allerlaatste moment; daar had hij het altijd over. Voor hem was dat het ultieme moment van macht. Want, zei hij, dan denken ze aan míj. Ik vroeg: ‘Maar waarom zouden ze aan jou denken, dat laatste moment? Ik zou denken dat je dan aan je kinderen denkt.’ Nee, zei hij, als ze hem aan zien komen, denken ze allemaal: had ik het maar niet gedaan. Daarmee bedoelde hij: had ik maar niet de boel verraden. Had ik maar niet met de politie gepraat”, legt Astrid uit. Ik denk dat ik zal denken: ik ben blij dat ik het gedaan heb. En één ding weet ik zeker: ik wil het laatste moment niet aan hém denken.”

Lees ook: Willem Holleeder reageert voor het eerst op het boek Judas

Bron: Libelle Beeld: ANP

Laatste nieuws